Een Zweedse boerderij in de jaren 70: het werk is zwaar, de winter is bitter koud. De oudste zoon zou de boerderij overnemen, maar hij weigert. Het geweld en de tegenslag waar deze film over vertelt, zijn vanaf het begin aanwezig in de krachtige beelden van een dorre, verbiedende natuur. De boerin Agne gebruikt al haar kracht om te krijgen wat ze nodig heeft om te leven. Een leven dat uitsluitend bepaald wordt door werk, en toch is het nooit genoeg: de boerderij maakt niet genoeg winst, investeerders willen de grond kopen. Agne, een koppige eenling, weigert. Al snel liggen de eerste koeien dood in de wei. Er is ook druk van binnenuit, een vader-zoonconflict. De 15-jarige Klas is gepassioneerd door vogels en reist graag ver weg. De generatieoverdracht, de laatste hoop van de vader, dreigt te mislukken. Het explosieve mengsel van teleurstelling, schuldgevoel en onderdrukte agressie convergeert met pijnlijke intensiteit naar de onvermijdelijke catastrofe.
